Zomer. Dat is overvloed. Een tuin die barst van het leven, van groenten en fruit in alle kleuren en geuren. Zoals ik gisteren nog schreef: verser dan vers. Elke dag kook ik met wat de tuin me geeft. De lange zomerdagen vullen zich vanzelf: wol spinnen, breien in de schaduw, op stap gaan met de kinderen, lezen, spelletjes spelen, fietsen in de vroege ochtend als de dauw nog op het gras ligt. En pas laat op de avond eten, als de hitte wat gaan liggen is. En dan zijn er de bramen. Zwart en glanzend hangen ze aan de grote struik achter in onze tuin. Je hoeft er de deur niet voor uit. Maar je moet wel de doorntjes trotseren.  

Soms zucht ik een beetje, want de waslijn staat vlakbij. En als ik niet oplet, haken de lange ranken zich vast in de lakens. Dan moet de snoeischaar eraan te pas komen, en steek ik weer die verloren draadjes terug in de was – littekens van de zomer. Ach, ik neem het erbij. Want wat een rijkdom, zo’n bramenstruik vlak bij huis. Bramen plukken, dat doe ik al sinds ik klein was. Vroeger gingen we op pad met onze fietsen en een emmer aan het stuur. De zomer rook naar warme aarde, rijp fruit en kinderbenen vol schrammen.  

We vulden potten vol. Niet alleen met bramen, maar met alles wat we konden vinden: rode bessen, kruisbessen, blauwe bessen – of zoals wij zeggen, klokkebaaien –, rabarber, appels, rozenblaadjes en pruimen. En telkens weer werd er confituur van gemaakt. Zelfgemaakte confituur, recht uit de tuin. Dat doe ik nog steeds. Zonder kookboek. Gewoon op gevoel.  

Zoals ik het leerde van mijn grootmoeder – ons moemoe. Zij kende de kneepjes van het vak. Pec, een grote pot, een stevige houten lepel (dezelfde als altijd), goed uitgekookte potjes, suiker, citroensap, en vooral: proeven. Kleine beetjes suiker toevoegen, weer even laten koken, en opnieuw proeven. Moemoe zei altijd: "Hij moet niet te zoet zijn, maar zuur is ook niet lekker. Aan zuur zijn heeft niemand wat aan."  

En je had geduld nodig.  

Confituur maken was haar middagritueel. Telkens ik bramenconfituur maak, denk ik aan haar.  

Dan mis ik haar een beetje. Haar warmte. Haar zachte stem. Haar handen die zo vanzelfsprekend wisten wat ze deden.  

Pas nu zie ik wat ze me allemaal heeft gegeven: een liefde voor het leven met de seizoenen, voor eenvoud, voor zorgzaamheid. Kleine grote geschenken die ik vandaag mag doorgeven aan onze kinderen. 

Wat een potje confituur kan doen.